Rare snuiter

Soms kom je vreemde mensen tegen onderweg. De gekste ontmoeting die ik had was met Pieter .

voorjaar!

Naast gewone mensen op zoek naar antwoorden zijn er ook rare gasten onderweg. Zwervers met ritsen stempelkaarten die de refugio's gebruiken als gratis onderdak en mensen bij wie een steekje los zit. Mijn vreemdste ontmoeting had ik met Pieter, een hollandse pelgrim met een raar probleem.
Na een korte ontmoeting heb ik hem niet meer gezien.

rijdag 28 mei
Dag 16 Cahors - Lascabanes 28 km

Tien minuten geleden heb ik hem ontmoet. Ik dacht dat ik verkeerd gelopen was en stond mijn boekje langs de kant van de weg te bestuderen toen een rugzakker met lang zwart haar, eind dertig,vanuit de verte dichterbij kwam.

“Bonjour.” zei ik toen hij op een paar meter was. “Je pens je suis trompe.”
“Praat maar gewoon Nederlands hoor.” sprak hij tot mijn verbazing en hij stak zijn hand naar me uit.
'Hallo. Ik ben Pieter en dat verdwalen klopt niet, dit moet de goede weg zijn.”
Hij bestudeerde zijn kaartje.
“Hoe wist je nou dat ik Nederlander was?” vroeg ik hem terwijl ik achter hem aan liep.
“Kijk daar heb je een teken,” Pieter wees me een vage rood-witte verfmarkering op een boom.
“Ach dat je Nederlander bent dat kun je zien, nee dat is gekheid. Ik lees al dagen je berichtjes in de boeken van de gîtes en de kerken. Toen ik je zag staan dacht ik, dat moet die Hollander zijn, die Henk.”
“Het is Hent hoor, geen Henk.”
“O sorry, niet goed gelezen. De naam Hent hoor je niet zo vaak. Waar komt het vandaan?”
“Het is een oude boeren naam, komt wel voor op de Betuwe en in Brabant. Eigenlijk heet ik Henri maar vrienden noemden me vroeger Hent en aangezien ik een hekel had aan de naam Henri heb ik de naam Hent aangenomen toen ik verhuisde van Brabant naar Arnhem.”

'Maar waarom loop jij eigenlijk de Camino?' vraag ik Pieter terwijl we nog steeds op de asfaltweeg lopen en ik al zeker vijfhonderd meter geen markering meer heb gezien. Ik zeg niets want Pieter kijkt regelmatig even op zijn kaartje en loopt zelfverzekerd een halve meter voor me.
“O,’ zegt Pieter, “ik loop al acht jaar met het liedje ‘Hoofd schouders knie en teen’ in mijn hoofd en ik hoop dat ik er door het lopen van de Camino vanaf kom.”
“Je hebt wat in je hoofd?” vraag ik terwijl ik hem verbaasd van opzij aankijk.
Pieter stopt met lopen en draait zich naar me toe. Geen lach te bespeuren, slechts een heel serieuze blik.
“Je kent het wel,” zegt hij “van vroeger, het kinderliedje.”
Ik haal mijn schouders op.
Hij haalt zijn peuk uit zijn mond, gooit hem op de grond en trapt hem uit. Dan begint hij met luide stem te zingen.
“Hoofd schouders knie en teen, knie en teen.”
Met zijn handen raakt hij gelijktijdig de genoemde lichaamsdelen aan. Bij ‘knie en teen’ bukt hij zich abrupt en slaat de bovenkant van zijn rugzak bijna in mijn gezicht. Ik doe geschrokken een stapje naar achteren.
“Hoofd schouders knie en teen, knie en teen. Ogen, oren, puntje van je neus, hoofd schouders knie en teen, knie en teen.”
Hij dendert het kinderliedje met luide stem over de straat. Zijn metalen mok die aan een touwtje naast de rugzak hangt slaat ritmisch de maat.
“Jezus,” stamel ik perplex.
Pieter kijkt onbewogen op zijn kaartje en loopt verder.
“Tja, dat is het.”
Ik ben stil en beduusd loop ik weer achter hem aan.
Na vijftig meter draait hij zich om.
“Het was me een genoegen.”
Hij steekt zijn hand naar me uit.
“Ik zie je vast nog wel eens op deze mooie weg. Jij moet rechtdoor want daar heb je de markering.”
Hij wijst naar een dikke oude boom waarop ik niets kan ontdekken dat op rode of witte verf lijkt.
“Ik ga hier rechtsaf. Ginds is een dorpje en daar houd ik mijn lunch. Daag.”
Ik schud hem de hand.
“Daag,” zeg ik als hij al bijna uit het zicht is verdwenen. De mok op de rugzak zwaait naar me. Ik kijk hem na tot hij een bocht om gaat. Wat een gekke man.

Ik loop in de door Pieter aangegeven richting en ontdek op de boom inderdaad heel erg vaag maar onmiskenbaar een rood-witte markering.
De rest van de dag speelt deze gekke ontmoeting me door het hoofd en ik zing zonder het te weten steeds opnieuw het liedje ‘Hoofd schouders knie en teen’.

Alle rechten voorbehouden