Buena Mesonera

Andere tijden in Conques

Hospitaleren in Conques in 2000 is duidelijk een "lossere" activiteit dan tien jaar later het geval is.

sellos

Evenwichtsoefening bij Norbertijnen in Conques.

Met een gevoel van herkenning heb ik het artikel van Toine Truijen in de Jacobsstaf van september 1999 over het hospitaleren bij de Norbertijnen in Conques gelezen.
Terugkijkend naar mijn ervaringen van zo’n tien jaar geleden mag ik vaststellen dat het evenwicht hersteld is!
In mei 1999 was ik te voet vertrokken vanaf Le Puy-en-Velais op weg naar Santiago en kwam ik na tien dagen door- en doornat aan in Conques aan. Een zakelijke, bureaucratische ontvangst: twee nachten, twee keer diner, eenmaal middagmaal. Totale kosten....Boter bij de vis en verder het zelf maar uitzoeken. Al jaren berustte de verantwoordelijkheid voor de ontvangst van de pelgrims bij een “leek”, die de bureaucratie en onverschilligheid in de loop der jaren ten top had gevoerd.
Om de middagmaaltijd daar te mogen gebruiken moest ik overigens nog behoorlijk soebatten aangezien het eigenlijk niet de gewoonte was dat pelgrims daar aan deelnamen.
Na daar ’s middags mee gegeten te hebben begrijp ik dat inmiddels heel goed. De paters, hospitaliers en overige medewerkers (bijvoorbeeld van de winkel) zingen namelijk alvorens zich te goed te doen aan de middagmaaltijd een lied waarvan de eerste regel luidt: “tous les pélerins sont déjà partis”. “Alle pelgrims zijn al weer vertrokken.....”. Met een beetje slechte wil hoor je dan denken: “opgeruimd is netjes”…
Het jaar daarop ging ik per fiets van huis uit naar Hospital de Orbigo om daar twee weken te hospitaleren in de parochiale pelgrimsherberg. Daarna pakte ik de fiets weer op om via de Picos de Europa en de Col de Somport op Conques af te koersen.
Aangekomen bij de pelgrimsherberg van de Norbertijnen in Conques bleef ik enige tijd in twijfel buiten staan. Was het daar nu wel zo leuk? Nee toch? Waarom had ik me dan in vredesnaam in het voorjaar als hospitalier aangemeld? Met een bedrukt gevoel ging ik naar binnen.
Het verschil met het jaar daarvoor kon niet groter zijn. Een allerhartelijkste ontvangst door Paul Emanuel, de eerste gastenpater sinds het vertrek van de opgebrande “leek”, een voorstelrondje aan de andere hospitaliers en de keukenstaf. Een gerieflijke kamer met uitzicht op de abdijkerk Ste Foy. Daarna direct mijn eerste vrije dag om een beetje te wennen!
Er was eigenlijk niet zoveel werk te doen. Een “blik” paters, open getrokken uit de voorraad van Mondaye, verzorgde de zogeheten natte ruimtes. Wij liepen, nadat de pelgrims s’morgens vertrokken waren, even door de grote slaapzaal om kussens en een eventuele deken recht te leggen. We haalden de zwabber door de eetzaal en een natte doek over de tafels.
De tafel dekken voor het avondeten behoorde ook tot onze taak en tijdens de maaltijd bestond het werk voornamelijk uit het bijvullen van de vele flessen wijn.
Nu hadden we destijds een zeer bijzonder team. De jongste van het stel (begin 20) was s’morgens zijn bed niet uit te branden. Dus die draafde bij het ontbijt niet op, maar was s’avonds extra de klos met het draaiende houden van de afwasmachine. Ik zelf ben rond zes uur s’morgens klaar wakker en verzorgde het ontbijt. Inderdaad was het een toer om bij te blijven met het snijden van het brood. Maar de keukenploeg had de avond te voren het buffet al nagenoeg geheel klaar gezet en de koffiezetmachine was zo geprogrammeerd dat er rond half zeven verse koffie was. De andere twee hospitaliers waren meer van het normale soort en hielden zich overdag met de binnenkomende pelgrims bezig.
Ik had er zo weinig werk dat ik uiteindelijk in overleg met Paul Emanuel het gras nog maar eens gemaaid heb van de omliggende tuinen en een vloerbedekking gelegd heb in de bovenste ruimte van de toren waar een stiltecentrumpje werd geschapen. Ik had zelfs recht op een “snipperdag” per week, die ik benutte om te voet de Nederlandse Laila Hart te gaan bezoeken die juist een huis gekocht had in Pressoyres met de bedoeling daar een mooie plek te realiseren voor pelgrims en voor mensen die behoefte hebben aan een rustmoment in hun leven. ( Zie verder haar website http://www.cheminducoeur.fr/start.nl.htm) .
De avondmaaltijd kende een merkwaardig verloop. Evenals nu het geval is kwam de gastenpater de gasten welkom heten en na enkele huishoudelijke mededelingen zong men het “ultrreia, suseia” lied. Daarna verdween de gastenpater van het toneel en kwamen wij in actie. Nu weet je nooit zo precies wanneer een Frans repas zijn eind bereikt heeft. Na de “entrée” en “le plat principal” komt er nog kaas op tafel, en dan nog een dessert. En vervolgens verwacht je als buitenlander nog een kopje koffie, wat dus niet kwam. Het gevolg was dat de gasten wat ongeorganiseerd de zitting op hieven. Ons, hospitaliers, met tafels vol met borden, bestek, glazen en lege flessen achterlatend.
Daar hebben we op eigen initiatief op een bijzondere manier al snel een ludiek eind aangemaakt. Nadat de gastenpater zijn inleiding had beëindigd en het ultreia lied aankondigde nam ik het woord en stelde voor dat we de maaltijd gezamenlijk zouden beëindigen met het in canon zingen van een Spaanstalig pelgrimsliedje, waarin de kok bedankt werd voor het lekkere eten. En tegelijkertijd gezamenlijk de tafel afruimen!
Het liedje had ik geleerd van mijn compañera Theresa in Hospital de Orbigo en begint als volgt:
Buena Mesonera, la caldera Pon,
Y haz la comida con el Corazon
……………..
en eindigt met:
Házla con amor, pues a Dios te lleva,
Peregrino que va a Compostela!

. Na het tweemaal gezamenlijk zingen van het lied, klonk hartverscheurend de canon met vier groepen Al zingend gingen alle gasten met handen vol borden, messen, lepels, vorken, glazen en lege flessen richting de keuken, waar de professionele afwasmachine ingeruimd werd door onze langslaper. De keukenstaf zag het met de grootst mogelijke verbazing aan.
Het was hilarisch en ik vernam later dat na het vertrek van onze hospitaliersploeg men de traditie helaas niet heeft voortgezet en men weer snel teruggreep naar de oude, beproefde werkwijze.
Ik wil U tenslotte twee voorvallen niet onthouden. Ze zijn tekenend voor de sfeer die er dankzij de toenmalige gastenpater heerste.
De grote toegangspoort bleef destijds ook s’nachts geopend. Als teken dat pelgrims ten alle tijde welkom zijn. Dit vertelde Paul Emanuel bij het begin van de avondmaaltijd, waarop ik op een avond aanvulde dat de pelgrims in Spanje er wel rekening mee moesten houden dat om 10 uur de deur onverbiddelijk op slot gaat.
Nu ben ik een verstokte roker en een slechte slaper. Juist die nacht had ik zo’n trek in een sigaret dat ik mijn bed verliet, me aankleedde en met aansteker en sigaretten het klooster verliet via een zij-uitgang, waarvan de deur achter je automatisch in het slot valt. Lekker mijn sigaretje rokend, kijkend naar de sterren en de prachtige abdijkerk wandelde ik naar de hoofdingang waar de poort degelijk afgesloten bleek te zijn. Daar sta je dan met je goede gedrag. Ik zou als enige hospitalier het ontbijt verzorgen! Uiteindelijk vond ik de achterdeur bij de keuken die niet afgesloten was .... De andere ochtend bekende een pelgrim gemeend te hebben de Spaanse sluitingstijd te moeten oefenen!

Voor het tweede voorval maak ik gebruik van mijn dagboeknotities.

Conques, Mei 1999. Mijn eerste pelgrimstocht. Na tien dagen mijn eerste rustdag. In het klooster te Conques. Grote slaapzaal; bedden drie hoog. In het stapelbed links naast mij ligt een jonge man, rond de 25. Steef is zijn naam. We geven elkaar even een handje. Ik blijf twee nachten hier, hij gaat morgen weer verder. Midden inde nacht hoor ik ineens “Hans, hör mal auf; drehe dich mal um!”; ik heb de indruk dat hij pal naast me in mijn bed ligt totdat het tot me doordringt dat ik blijkbaar lag te snurken. We zien elkaar tijdens deze tocht nog een keer of drie, meestal op plekken waarvan ik dacht dat hij ze allang gepasseerd was. Bij zo’n ochtendlijke ontmoeting vraag ik hem waar hij geslapen heeft. “O, in het ziekenhuis van Figeac! Ik kon geen goed pelgrimsonderkomen vinden en ben toen maar een nachtje in een ziekenhuisbed gekropen”.
Juli 1999. Santiago de Compostela. Wie rent daar door de stad? Steef; weken niet meer gezien. Ik had onderweg een keer gehoord dat hij ernstig ziek was geweest. Hij had haast want moest naar het vliegveld. Jammer dan.
Wederom Conques, 7 augustus 2000. Ik ben daar twee weken als vrijwilliger aan het helpen. Ons werk bestaat vooral uit het heel regelmatig verwisselen van de wijnflessen bij de avondmaaltijd. Als alles is afgeruimd gaan we samen nog even eten. De deur van de eetzaal gaat open; de gastenpater komt binnen met een late gast, die nog wel graag wat wil eten. Steef vliegt me om mijn nek. We zoenen van verbazing en de pater ziet direct dat we “vriendjes” zijn. Steef komt vanuit Santiago lopen, nu richting huis in Münster. Hij vertelt dat hij morgen jarig is en per se op zijn verjaardag in Conques wilde slapen. De andere ochtend bestelt de begrijpende pater direct een taart waarop de naam Steef en zijn geboortedatum gespoten worden. Ik mag hem die taart geven!
Paul Emanuel hechtte weinig aan formaliteiten; het betalen door de pelgrims liet hij aan hen zelf over. Daartoe stond een “tronc” in de hal. Er waren wel tarieven kenbaar gemaakt maar ieder betaalde naar eigen inzicht. Aan het registreren liet hij zich ook weinig gelegen; het kwam neer op hartelijk welkom heten en het plaatsen van een mooie tampon.
Ik begrijp dat inde afgelopen tien jaar een aantal zaken weer veranderd zijn. Geen contingent “schoonmaakpaters uit Normandië” meer, catering voor de avondmaaltijd, pelgrims die zelf afruimen. Een uitgebreidere ontvangstprocedure. Betalen voor je kamer als hospitalier. In “mijn tijd” mocht je ook wat in de “tronc”doen. En in de boekwinkel kreeg je ongevraagd korting.
Het lijkt er veel op dat het evenwicht tussen de norse, bureaucratische, ongeïnteresseerde werkwijze in 1999 ( en de jaren daarvoor) en de hartelijke, maar wel erg Franse slag van gastenpater Paul Emanuel in de jaren 2000 en 2001 na zijn terugkeer naar het moederklooster inmiddels gevonden is.

Kortom: Nieuwe heren, nieuwe wetten. Hospitaleren is altijd weer anders en geestverruimend. De herinneringen er aan blijven tot in lengte van dagen uiterst levendig. En dan is het goed dat een ander je er weer eens van doordringt dat hospitaleren evenals pelgrimeren doorlopend aan verandering onderhevig is..