Als een koning in Frankrijk - of niet?

Soms is je overnachtingsplek er een die je nooit meer zult vergeten...

In Paray-le-Monial vonden we na een dag wandelen wel een heel bijzonder onderkomen...

dag 48 Paray-le-Monial

Paray-le-Monial. Klinkt magisch, vind ik zelf. En als ik de kilometers lange weg door de buitenwijken van deze eindbestemming van vandaag ben doorgeploeterd (weinig magisch aan…) kom ik aan bij de Basilique du Sacré Coeur. Een prachtige basiliek uit de 12e eeuw, heel sober, doet me denken aan die van Vézelay al is deze een stuk kleiner, en er hangen hypermoderne kroonluchters in wat het geheel een tegenstrijdig beeld geeft; erg mooi. Wen komt drie kwartier na mij bij de basiliek aangelopen, en via wat omweggetjes en veel mensen vragen komen we bij l’Acceuil des Pélerins, net achter de basiliek. Daar vraagt een beetje shabby uitziende jongen mij of hij me kan helpen. Ik zeg hem dat we op zoek zijn naar onderdak voor de nacht. Oh maar dat is er wel hoor, hier. En hij wijst me een straat aan op het kaartje dat ik zojuist bij de VVV heb gekregen. Ik bedank hem vriendelijk voor zijn uitleg van de route ernaartoe, en zoek Wen want die ben ik intussen uit het oog verloren. Een minuut later word ik op mijn schouder geklopt door dezelfde zwerverachtig ogende jongen. “Die man moet je hebben”, zegt hij, en hij wijst naar een aardig uitziende man die onze kant op komt lopen. De shabby jongen geeft deze man een hand, en zegt dat ik onderkomen nodig heb; is er nog plek bij hem? Ja hoor, geen probleem, ik ben er zelf om 16.00 uur, dan kun je terecht. Ik heb een bed voor je, een avondmaaltijd en een ontbijt. Te gek! En hoeveel kost dat? 1 euro. Sorry? Ja je mag wel meer geven, zegt hij, maar we vragen een symbolische bijdrage van 1 euro. Wauw….

SDF
Omdat het nu 15.20 uur is, besluiten Wen, die ik intussen weer heb gevonden en die bij l’Acceuil des Pélerins exact hetzelfde onderkomen geadviseerd heeft gekregen, en ik dat het eerst tijd is voor een biertje. We zoeken een kroegje op, en gaan buiten op het terras zitten. Er komt vreemd volk voorbij. Zwervers, dronkaards en een oude man, volledig van de wereld, met een soort tenue aan alsof hij zo uit North and South is weggelopen, compleet met rijlaarzen, witte pofbroek en jacquet met medailles. Een strakke riem om zijn middel valt dan weer een beetje uit de toon net als het oorbelletje in zijn oor, maar dat boeit de man duidelijk niet, en daarmee ons ook niet. We kijken onze ogen uit!

Rond vijven begeven we ons richting onderkomen. Het is makkelijk te vinden en we worden enthousiast onthaald door de man die we achter de basiliek al hadden ontmoet. Hij wijst ons onze ‘kamers’ (Wen slaapt gewoon achter een gordijn in een gang, ik heb godzijdank een deur, met slot!), de badkamer en de tuin. Hij haalt een abrikozenvlaai uit de koelkast en biedt ons een stuk aan. Het is hier zo grappig! Een kwartier later komt er nog een pelgrim binnen: een dikke Duitser met een bierbuik die de trip Schwartzwald – Lourdes op de fiets maakt. We kletsen wat onder het genot van nog een stuk abrikozenvlaai en onze ‘patron’ legt uit dat we na het avondeten niet meer naar buiten mogen, omdat de mensen van de ‘Domicile Fixe’ dat ook niet mogen; die zetten het op een zuipen en komen dan laveloos weer thuis. Domicile Fixe? Wat is dat? Ik durf het niet te vragen, maar het wordt me al snel duidelijk: als ik door de keuken loop op weg naar de douche, wordt de tafel gedekt door niemand minder dan de dronken man uit North & South, nog altijd in pofbroek met rijlaarzen eronder! Vervolgens loop ik na het douchen opnieuw door de keuken op weg naar mijn kamer en dan staat de andere dronkaard van het terras van vanmiddag in de keuken. Onze host had het niet over Domicile Fixe, hij had het over SANS Domicile Fixe: we zitten bij de daklozenopvang!

Le Général
De ‘Général’ zoals hij zichzelf noemt (de dronkaard van het terras met zijn pofbroek en rijlaarzen aan) kan zijn handen niet van me af houden en begint tijdens het avondeten telkens een gesprekje met me dat wordt aangekondigd door even kort mijn arm of been aan te raken, en waarvan ik helemaal niets begrijp. Er zijn drie vrijwilligers aanwezig dus met een blik van hulpeloosheid kijk ik hen aan, maar zij lachen alleen maar keihard om ‘Général Michel’ en lijken geenszins van plan me uit de brand te helpen. Ook Wen lacht hartelijk mee, dus vooruit, dan ik ook maar.
Na het avondeten zorg ik er wel voor dat ik niet langer bij Michel in de buurt ben, maar zodra we voetbal gaan kijken (Duitsland tegen Australië; moet toch gekeken worden met onze Duitse medepelgrim in huis) vlijt hij zich naast mij neder en biedt me allerhande cadeaus aan. Ik krijg de jas van zijn uniform om mijn schouders gelegd, zijn pet wordt hardhandig op mijn hoofd geduwd, ik moet zijn medailles bekijken (zou hij nou echt bij de marine hebben gezeten zoals hij beweert?) en continu even dat aanraken. Ik word er GEK van! Om 22.00 uur maak ik me uit de voeten en sluit ik de deur van mijn slaapkamer af met twee draaien aan mijn sleutel. Zo, daar komt niemand meer binnen. De magie van Paray le Monial is wel lichtelijk afgenomen maar stiekem vind ik het ook wel heel grappig dat we zomaar, per ongeluk, zonder het te weten en na heel lang pas gerealiseerd, bij de Franse variant van het Leger des Heils terecht gekomen zijn. Hoe vaak in je leven lig je tussen de daklozen in een Franse stad, met een buikje vol met eten, een ervaring rijker, en slechts 1 euro armer? Vooruit dan, een beetje magisch is het toch wel…

Alle rechten voorbehouden