Het broertje

Gerommel op de zolder

Sommige dingen verstoor je niet

Kathedraal van Reims

Kathedraal van Reims

Alle rechten voorbehouden

De hele dag was ik door gele koolzaadvelden naar Reims gereden. Het zomerde ondanks het feit dat het nog maar half april was. In Reims besloot ik ergens in de buurt van de kathedraal een onderdak te zoeken. Meestal deed ik dat, omdat je dan bij het terugvinden van je slaapplaats niet zoveel moeite hoefde te doen. In de buurt van het grote plein voor de kathedraal ging ik maar eens in een caféetje zitten om een pils naar binnen te laten glijden. Dat ging er altijd goed in na een dag op de pedalen. De café-eigenaar meldde dat hij ook kamers te huur had en dat leek me gezien de locatie een goed idee.

Die avond besloot ik vroeg naar bed te gaan omdat ik de nacht tevoren nogal uit mijn slaap was gehouden door de tulpen uit Amsterdam. Ongeveer een uur nadat ik in diepe rust was verzonken werd ik wakker. Het leek wel of er een aardbeving gaande was. Het lampje aan het plafond bewoog heen en weer en er was gestommel boven mijn hoofd. Ik kneep eens in mijn arm om te zien of ik wakker was of droomde. Maar nee ik was echt wakker. Daarna hoorde ik ook stemmen: ”Jean ici-aaah, cést agréable-oooohhhh-je veux caresser toi-je t’aime beaucoup!”. Eerst dacht ik, ik slaap er wel doorheen. Maar uiteindelijk koos ik voor mijn oordoppen, omdat ik zoveel jong geluk niet wilde verstoren.

De volgende ochtend trof ik twee jonge mensen aan het ontbijt. Wij waren de enige gasten, en ik dacht die twee hebben een onrustige nacht gehad. Daarna voegden zich twee kinderen bij hen en toen had ik het idee dat het wel erg druk op die kamer was geweest. De kindjes, Jerôme en Bernadette, waren al snel druk aan het eten. Ik vroeg hen: ”Bien dormi?”. Ja, ze hadden prima geslapen en daarna vroeg ik: “Dans un lit grand ou petit?”. Tot mijn verbazing was het antwoord: ”Dans le lit de mes parents?” Ik dacht dat moet wel een beetje krap geweest zijn.
We namen na het petit déjeuner afscheid en wensten elkaar een bonjour en bonne route.

Daarna ging ik een bezoek brengen aam de kathedraal, een van de mooiste langs de Santiagoweg. Natuurlijk ook om een stempel te halen. Ik liep door de kathedraal en stak naar gewoonte een kaarsje op, om allerlei redenen, hoewel het ritueel mij ook vaak voldoende was. Als ik wat sta na te mijmeren bij de kaarsjes voor het Mariabeeld, voel ik ineens een klein handje in de mijne. ”Jerôme”, zeg ik, “jij ook hier?”. Hij vraagt met een oog naar de kaarsjes: ”Pourquoi?” Ik vertel hem dat ik een kaarsje heb opgestoken voor vrienden, voor een goede reis en voor beterschap van de zieken in mijn omgeving. Dan wil hij ook een kaarsje opsteken maar hij kan er niet bij en heeft geen geld. Als ik vraag voor wie zijn kaarsje zal zijn zegt hij: ”Mijn papa heeft vannacht een kindje bij mijn mama gemaakt en dit kaarsje is voor mijn broertje”.

We hebben toen samen een kaarsje opgestoken en ik vond dat de dag heel bijzonder was begonnen.

Alle rechten voorbehouden