Een Arctische veldslag tussen de Ibañeta en Roncesvalles

Hoe ik de Pyreneeën over kwam

Het was koud op 13 mei 2010: twee graden, mist en regen. En dan de Pyreneeën over. Om Roncesvalles te bereiken.

IMG_5921

In Saint-Jean-Pied-de-Port is het grijs en mistig. Geen Pyreneeën te zien, Wel dikke mistbanken en hier en daar sneeuw. De bergen zijn klaar om me een kil onthaal te bereiden. Dat wordt beulswerk, zoveel is zeker.

And nobody has ever taught you how to live on the street
And now you find out you're gonna have to get used to it
How does it feel
How does it feel
To be without a home
Like a complete unknown
Like a rolling stone?
(Bob Dylan, Like a Rolling Stone, 1965)

dag 20: donderdag 13 mei 2010, Saint-Jean-Pied-de-Port – Roncesvalles/Oreaga, 30,15 km.

Het douchen, scheren en tanden poetsen sla ik maar over op deze grauwe ochtend. Zeker als ik op weg naar het tochtige toilet op het buitenterras het gelige kunstgebit van een van de Franse rimpelratten bij de wasbak zie liggen. Het lijkt wel alsof het naar me hapt. Niet gemuilkorfd. En dan moet ik mijn ontbijt nog naar binnen werken. Bon appétit! Het neigt naar regen als ik over de Baskisch rood geschilderde houten balustrade naar de bergen kijk. Mijn fiets heeft gelukkig de hele nacht droog gestaan onder de betonnen trap die vanuit de tuin naar de eerste verdieping en het terras leidt. Ik kan beginnen met een droog Lepper zadel. Een meevaller.

Afscheid van Frau Kee Nau
Frau Kee Nau serveert deze grijze, mistige ochtend in Saint-Jean-Pied-de-Port een eenvoudig petit déjeuner met stokbrood van gisteren, jam en grijze koffie. Net als op alle andere ochtenden waarschijnlijk. Toch oogt ze vriendelijker. Maar dat kan te maken hebben met het feit dat ik even daarvoor de rekening voor logies en ontbijt vereffend heb. Hier hebben we niets meer te zoeken. Weg, dus. De Koga’s worden bepakt en even na achten zijn we en route, na eerst wat lunchinkopen gedaan te hebben in het dorp.
Ik heb mijn borst al nat gemaakt voor een beklimming van 28 kilometer naar de top van de Ibañeta, tot een hoogte van 1057 meter. Het is zwaar bewolkt als we het pelgrimsstadje uit fietsen. Een slecht voorteken? De Pyreneeën over, dat is wat moet gebeuren vandaag. Van Frankrijk naar Spanje, door een historisch beladen gebied. Daar waar eens bij Roncesvalles een klein Armageddon plaatsvond, als je alle legenden mag geloven. De Pyreneeën, niet alleen een klimatologische waterscheiding, maar in de Middeleeuwen ook een religieuze waterscheiding. Hoge bergen die de kloof vormen tussen de legers van de oorlogszuchtige Islam uit Mekka en de Christelijke Kruisridders onder leiding van de pausen van Rome.

Ik was gewaarschuwd. In zijn artikel ‘Oorlogspad’ (de Volkrant, 14 maart 2009) schrijft Gerard Jacobs (what’s in a name?): Het spookt op de Pas van Ibañeta. De toppen van de Pyreneeën zijn in mist gehuld. […] Hier op de grens van Frankrijk en Spanje lopen de pelgrims over asfalt en moeten zij vertrouwen op de Voorzienigheid. Je leest het als een romantisch pelgrimsverhaal. Een mooie setting in een fraai decor. Ik, Icarus.
We zijn nog niet eens een paar kilometer op weg, of het begint licht te miezeren. De temperatuur daalt evenredig aan ons klimmen. De Pyreneeën worden door laaghangende mistflarden deels aan het zicht onttrokken. Vergeet die fantastische vergezichten. De kleur van de lucht is de kleur van de bergen. Grijs. Opaak grijs. Zelfs de grenspassage ontgaat me. Even na Arnéguy drinken we twee stevige koppen cafe con leche. En ik eet er nog een tortilla bij, want de beklimming is nog lang. Ik ben in Spanje, regio Navarra, dat is zeker. Tot Valcarlos krijgen we op de N135 meteen een behoorlijk steil stuk. En daar begint pas de echte klim naar de top van de Puerto de Ibañeta. Mijn kont schuurt over het zadel. En het weer wordt steeds slechter. Diep gebogen hang ik over het stuur, om mijn bril regenvrij te houden. Helpen doet het niet. Omdat ik een aantal dagen geleden mijn regenkleding al heb weg geflikkerd, is mijn broek al snel volledig doorweekt. De dunne stof plakt vast op mijn dijbenen. De temperatuur kruipt richting vriespunt. Het wordt snerpend koud, ook al omdat de combinatie van zweet en regen zijn moraalondermijnende werk begint te doen. Peter is uit het zicht verdwenen, want we hebben afgesproken in ons eigen tempo naar boven te rijden. Steeds harder begint het te regenen. Alles druipt. Lekt. Sopt. Gutst. Tikt op het asfalt. Ik begin mijn natte sokken te voelen. Mijn vingers worden stijf. Verkrampen. En door de snel dikker wordende mist is het zicht nauwelijks nog een meter of vijftig. Die machtige Pyreneeënreuzen, ik zie ze niet. Maar ze zijn er wel. Ik voel ze. Tegen die een van die reuzen, de Ibañeta, fiets ik al een paar uur op. Het is net alsof hij dat niet wil. Welke domme gek wil dit? Ik, dus.

Arctische Pyreneeën
Ik vervloek alle regen- en mistgoden die er ooit bestaan hebben. Arctische omstandigheden. Ik had het kunnen weten. De tv-beelden van een paar dagen geleden van door decimeters hoge sneeuw ploeterende pelgrims kloppen weliswaar niet, maar dit is minstens zo slopend. Imbeciel, waarom ben je niet afgestapt toen die blaar op je reet vervelend begon te doen? Dat was toch een duidelijk signaal! Wat moet je nog bewijzen? Last van penopauze? Dit is de ultieme straf van de aardschokker Poseidon. Eens valt het gordijn. En dat zal op de Ibañeta zijn, de Roelandspas, vlakbij het historische knekelveld van Roncevalles. Waar de legers van Karel de Grote te laat kwamen om Roeland te redden uit zijn heroïsche doodsstrijd tegen de kromzwaarden van de bloeddorstige moslims. En ook Santiago Matamoros, de Morendoder, liet zich toen niet zien, het schijthuis. Mooi weer Morendoder! Verkeer ik in dezelfde situatie? De hoorn blazen dan maar? Mijn Olifant is een fluitje in mijn stuurtas. Maar mijn handen en lippen zijn te verstijfd om er gebruik van te maken. Dus laat ik het maar. En trap door. Terwijl ik alle leven uit mijn verkleumde ledematen weg voel stromen. Op mijn kilometerteller staat al sinds mensenheugenis een snelheid van 6,5 km. per uur. Snel rekenend besef ik dat deze beklimming me in dit tempo misschien wel vier uur gaat kosten. Geschifte gek! In geen velden of wegen zijn andere fietsers of lopers te bekennen. Die hebben het al eerder voor gezien gehouden. Gelijk hebben ze! Die zitten nu in een warme bar aan een stevige rioja. Terwijl ik me hier het schompes trap. In zeiknatte kleding. Over een nat wegdek. Onder een druipnatte lucht. In de mist. Eli, Eli, lamma sabacthani!? Mijn God, waarom heb je me verlaten!? En toch fiets ik door. Tegen alle natuurwetten in. Dan maar sneuvelen op de Roelandspas! Een memorabeler plek is nauwelijks denkbaar. Ik dreun de verzen op uit het Chanson de Roland, ik heb het manuscript thuis nog liggen, op 2 oktober 1967 aangeschaft. Als student Franse Taal- en Letterkunde. Een editie met aan de linkerkant het oud Frans en op de rechterpagina een moderne Franse vertaling. Roland sent que son temps est fini. Dieu, par ta grace, mea culpa, Pour mes péchés, les grands et les menus. Hij voelt dat zijn tijd gekomen is en smeekt God om vergiffenis voor zijn zonden, de grote en de kleine.

Op de top van de Ibañeta
Op de top van de Ibañeta stap ik af, om ondanks de regen dit historische moment digitaal vast te leggen. Mijn Canon houdt gelukkig stand op het Lepper zadel. Slecht genomen, de foto. Maar het is er een. Op dat ogenblik weet ik niet dat Peter zich met een aantal andere pelegrinos schuilhoudt onder het afdak van een hut om de hoek, en daar staat te blauwbekken van de kou. Pas in Roncesvalles (Orreaga in het Baskisch) lees ik op mijn mobiel dat hij op de top van de Ibañeta op me staat te wachten. Ook hij heeft me vanwege de mist en de regen niet opgemerkt. Het is inmiddels 13.00 uur. En ik sta te rillen van de kou. Eén blok ijs. Zelden heb ik het zo koud gehad. Ook de temperatuur van mijn zweet lijkt bijna tot het nulpunt gedaald.
Ik bel naar Peter, en geef aan dat hij drie kilometer door moet rijden, afdalen dus naar Roncesvalles. Hij kan me treffen onder een lange stenen arcade aan de ingang van de plek waar pelgrims geregistreerd worden voor een slaapplek. Bedden van 6 euri. De albergue wordt geleid door Nederlanders, hoewel niet alle medewerkers Nederlands spreken. Zodra Peter is gearriveerd, reserveer ik twee slaapplekken in het campamento, in het open veld dus, maar ze zijn pas om twee uur beschikbaar. Helaas zijn alle bedden in het stenen hoofdgebouw van de pelgrimsherberg Itzandegia, gevestigd in een eeuwenoud gebouw tegenover de Real Collegiata de Roncesvalles, al vergeven. Vette pech. Wachten dus, er zit niks anders op. Terwijl we het liefst onmiddellijk de natte kleding uit zouden willen trekken. Ook Peter staat te rillen van de kou. Dan eerst maar een bord friet eten in de kleine bistro naast de albergue. Het zit er stampvol eters, en het is er bovendien warm, zodat we na een kwartier weer naar het rijk der levenden kunnen terugkeren.
Als we ons om twee uur op de plek van het 6-euri-kot melden, is alles nog gesloten. Het kot ligt op een paar honderd meter van de bebouwing. De rivier oversteken, en ineens sta je midden in een drassig weiland, het campamento, voor een aantal vierkante hokken, waarin een stuk of zes stapelbedden zijn gepropt. Witte kooien. Voor douche en toilet moet je door het natte gras naar twee andere hokken op het open terrein. Maar de slaapkooien gaan nog steeds niet open, hoewel ons beloofd is dat er op het aangegeven tijdstip iemand van de albergue-directie aanwezig. Vanwege de snerpend koude wind verschuilen we ons maar achter een van de weidekooien. Wachten. En we staan weer net zo te rillen als op het moment dat we in Roncesvalles aan kwamen. De beslissing is snel genomen: hier gaan we niet voor zes euri creperen. Doodvriezen kunnen ze, die pelgrimshuisjesmelkers!

Warm met rioja in Roncesvalles
Terug de bewoonde wereld in. Waarom hebben we dat niet eerder gezien, want in de Posada de Roncesvalles is nog een kamer beschikbaar. Oude luxe. Voor 50 euri per nacht. Het ziet er prima uit, ruime kamer. En warm. Eerste etage. De natte kleding gaat over de radiatoren. Tot op de gang hangen mijn natte spullen. Maar eerst een warme douche. Wat kan een fietsvakantie toch mooi zijn! Buiten is het halverwege de middag droog geworden en is de mist aan het optrekken. Waardoor de hoge bergen rondom weer zichtbaar worden. Hun toppen met sneeuw bedekt. Het ziet er allemaal idyllisch uit. Een bizarre gewaarwording, want een paar uur eerder stond ik hier te sterven van de kou, en dit Pyreneeënlandschap te vervloeken.
La Posada de Roncesvalles blijkt een hostal recomendado por la Guía Michelín. Casona del siglo XVI, completamente restaurada, situada en el conjunto histórico-artístico de Orreaga-Roncesvalles y decorada de forma sobria con predominio de madera y piedra. Een historisch pand uit de 16e eeuw dat er verbluffend goed uitziet. Onwrikbaar graniet. Eigenlijk vind ik dat ik na al die ontberingen dit wel verdiend heb. Heeft de heilige Jacobus dan toch ingegrepen? Kon hij die fietsellende niet langer aanzien? Ik moet het eigenlijk wel geloven. Bovenaardse krachten moeten hier aan het werk geweest zijn. Het kan gewoon niet anders.
Eenmaal weer op kamertemperatuur, en mijn vingers weer bruikbaar, sms ik even naar Gemma: Gestrand en zeiknat in Roncesvalles na klim van 28 km op 1057 m. Alles de droger in. Overnachten hier. Hopelijk morgen beter. Groeten uit Spanje.
Ik vind dat we een glas rioja verdiend hebben. De trap af, naar het café van de Posada. Daar druipen nog steeds de Camino-wandelaars letterlijk naar binnen. Onder hun glimmende regencapes zijn hun natte grijze koppen amper te zien. Hun wandelstokken lekken uit in een van de hoeken naast het buffet. In deze donkerbruine kroeg is de barre Arctische wereld van mijn Ibañeta eerder op de dag nauwelijks meer voor te stellen. Alles daarover is ´van horen zeggen´ is, en niet aan den lijve ervaren. Mentaal ge-reset, dat gebeurt hier. Regen, mist, kou: science fiction uit de Pyreneeën. Je gelooft het gewoon niet. Mijn rioja fonkelt donkerrood. Warm rood.

Mijn 6 euri retour
Ik loop terug naar het pelgrimsregistratiebureau en verkoop onze 6-euri-tickets terug aan de medewerkster van de albergue. Ze is er niet blij mee, normaal doet ze dat niet, zegt ze, maar ze kan gezien de omstandigheden eerder op de dag er zich wel iets bij voorstellen. Maar ze zal die twee tickets snel weer kwijt worden, want er druipen nog steeds natte pelgrims naar binnen. Wij kiezen echter voor de luxe van de Posada, in plaats van een nacht creperen in een veredeld hondenhok midden in een zompig weiland. Terwijl Peter bezig is met zijn verlate siësta maak ik van de gelegenheid gebruik om de 12e-eeuwse abdijkerk te bezoeken. In de vroege Middeleeuwen werden er al pelgrims ontvangen, duizenden per jaar. De oude kloosterkerk is na een verwoestende brand in 1400 volledig herbouwd, maar dan in Frans-gotische stijl, iets wat in Spanje nergens voorkomt. De Sint-Jacobskapel is voor een deel nog oorspronkelijk. Daar sta je dan, in het schemerdonker van deze schitterende kloosterkerk. Als de enige bezoeker. De andere gestrande pelegrinos zitten ongetwijfeld nog naar adem te happen, zich te warmen en te drogen in de verschillende albergues van Roncesvalles.
Op de weg terug naar de Posada passeer ik het oudste gebouw van Roncesvalles: de ‘Silo’ van Karel de Grote. Monniken en pelgrims liggen er begraven. Helaas is de kapel gesloten.
Nog voor het avondmaal heb ik opnieuw contact met Ithaka, het thuiseiland. Bijna de hele familie (Gemma-Penelope, Maurice, Raymond) is er verzameld, en ook nog eens mijn broer Lei en zijn vrouw Riek. Iedereen leeft mee met die ouwe mafkees die Spaanse regen, Spaanse wind en Spaanse cols trotseert. Ze moesten eens weten hoe beroerd hij er vijf uur eerder aan toe was. Toch blij met het korte contract: een legaal spierversterkend middel, zo´n direct call, een mentale drug.

Internationaal tafelen in de Posada
Om zeven uur schuiven we aan voor het pelgrimsmenu in de grote eetzaal van de Posada. Ik schat dat er ongeveer honderd hongerige pelgrims bij elkaar zitten, voor een dagmenu van 9 euri. We nemen plaats aan de laatste vrije plekken, aan een ronde tafel waar met vier IJslanders en twee Brazilianen. Het Braziliaanse echtpaar doet de Camino ter gelegenheid van hun 25-jarig huwelijksfeest, lopen van Saint-Jean-Pied-de-Port naar Santiago. De IJslanders Björg Árnadóttir, Markús Guðmundsson, Þóra Gréta Þórisdóttir og Sævar Guðmundsson doen hetzelfde traject, maar dan per mountainbike. Na afloop van het diner - pasta, zoute vis met friet, yoghurt - wisselen we nog uitgebreid met hen van gedachten over as en vuur spuwende vulkanen, het bankroet van het eiland en mijn wedervaardigheden op hun vulkanische eiland, vijf jaar geleden. Ik zeg hun warmte van de Blue Lagoon verre te verkiezen boven de mist van deze Ibañeta. Ik laat ze op internet mijn twee IJslandse schilderijen zien. Landschappen van de watervallen van Hraunfossar. Daarna werk ik na een aantal dagen radiostilte mijn blog On the Road bij. Dat kan via een van de twee de computers die midden in het café staan. Voor een euro per twintig minuten. Ondertussen blijven we grote glazen Rioja drinken. Het afscheid is hartelijk. We beloven elkaar absoluut weer tegen te komen op weg naar Santiago. Daarna lopen wij de trap op naar onze warme kamer. En soppen de Reykjavikers door het natte gras naar een van de witte kooien, aan de overkant van de rivier.

Alle rechten voorbehouden