Object

Martinus geeft bedelaar een gouden muntstuk

Van aalmoes tot bijstand en/of voedselbank

Dit beschilderde lindehouten beeldje uit de Zuidelijke Nederlanden (1700-1750) stelt de heilige Martinus van Tours voor. Nu eens niet als 'Romeins officier verdeelt mantel' maar als een bisschop met zorg voor de armen. Hij mist zijn rechterhand maar gelukkigerwijs heeft hij het geldstuk in de linker. Een aalmoes, een eenvoudige vorm van armenzorg door de eeuwen heen. Voor een levensbeschrijving van de heilige Martinus: zie 'Sint-Maartenskermis'.

Martinus geeft bedelaar een gouden muntstuk


Naastenliefde en de ondersteuning van de armen
Zorg voor de armen - de hongerigen voeden, de dorstigen laven en de naakten kleden - : een vorm van naastenliefde in vele godsdiensten en culturen, van alle tijden. Waren de armen in de eerste eeuwen van het christendom sterk afhankelijk van particuliere naastenliefde en kerkelijke activiteiten, langzaam maar zeker nam het wereldlijk gezag wat initiatieven over. - Armoede kan onrust veroorzaken en daar is het bestaande gezag niet bij gebaat. -
In onze 'Gouden Eeuw' was ongeveer 15% van de bevolking afhankelijk van de bedeling. Naast de hulp van de kerken boden ook de plaatselijke machtshebbers ondersteuning door het verstrekken van voedsel, kleding en onderdak. Uit de omvangrijke archieven blijkt dat de bedeling en de controle een strakke regie kende. Een gemerkt vierkant brood was moeilijk te verhandelen.

Negentiende eeuw en verder
Ook in de negentiende eeuw konden de armen voor geld, eten, kleding en scholing terecht bij de kerken. En als je geen kerkenlid was met een passende christelijke levenswijze? Ga dan maar naar het stads-armbestuur! Als de diakens van de kerk positief reageerden op de steunvraag dan werd men daarna streng gecontroleerd. Een paar goede schoenen riep al vragen op over de tekorten van de noodlijdende arme. Bedelen was streng verboden. Er werd voedsel - boter, brood, erwten- uitgedeeld en de kinderen mochten naar de armenschool. Het door de kerken verdeelde geld werd opgebracht door de geloofsgenoten of werd verkregen uit eigen vermogen. De ondersteuning bleef daardoor vaak ontoereikend. Naast de opvang in armenhuizen droeg ook het stadsbestuur haar steentje bij: de vele bedelings-penningen getuigen hiervan. Museum Catharijneconvent beschikt over een veelheid aan penningen.

In 1818 was 'De Maatschappij van Weldadigheid' in het leven geroepen om arme stadsgezinnen te helpen een nieuw bestaan op te bouwen in de Drentse kolonies. De Vincentiusvereniging werd in 1846 opgericht om de katholieke armen te ondersteunen en na 1822 konden de protestanten een beroep doen op diverse fondsen van 'De Maatschappij van Welstand'. Na overleg tussen de politieke stromingen kwamen de Armenwet van 1912 en de ABW van 1965 tot stand. Deze 'Bijstandswet' werd in 2012 herzien.

Nu
Armoede blijkt van alle tijden. Arm-zijn is een relatief begrip, zeker in een mondiale context. De kloof tussen arm en rijk wordt echter alsmaar breder, in deze onzekere tijd groeit het aantal mensen onder het bestaansminimum. Diverse regeringen hebben voor deze problematiek minder geld ter beschikking. De kerken besteden extra aandacht aan mensen die amper in hun dagelijks onderhoud kunnen voorzien. ('De arme kant van Nederland', 'Schuldhulpmaatjes.')
Diverse instellingen, o.a. 'Humanitas', ontplooien extra activiteiten, vrijwilligers helpen bij het groeiend aantal voedselbanken en ondersteunen mensen bij de budgettering en schuldsanering. Ook in deze tijden worden voor 'de bijstand' en de toegang tot de voedselbank criteria gehanteerd en worden de armlastigen gecontroleerd. Maar ook nu worden arme zwervers opgevangen, ook nu krijgt de bedelaar af en toe een euro in zijn mandje. Maar een almoes, zelfs een goudstuk van Martinus, volstaat al lang niet meer. Armoedebestrijding, een modern werk van barmhartigheid. Werk aan de winkel!

Alle rechten voorbehouden

Media